Zomers trekken door het rijpe graan
jouw gezicht één met het gouden koren.
Zacht blauw in je twinkel ogen
te mooi om met woorden te verstoren.
De aren knakten op onwetendheid,
verstoorde rust begroef de dauw.
De wind lispelde de onmogelijheid
(g)eé'n herfst met jou
Wolken omsluiten mijn gedachten,
bevochtigen mijn roodomrande ogen
Eén seizoen zal ik nog op je wachten,
één winter zal ik de éénzaamheid gedogen.
Bij het bloeien van de jonge bomen
begraaf ik je in het nieuwe lentegraan,
Je was voor mij het hele en d gekomen,
voor jou zal ik alleen verder gaan.
donderdag 7 februari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten